Over niet al te lange tijd verschijnt mijn derde roman Coma, bij uitgeverij Passage. Parallel aan dit boek start een interactief blog. Vanaf 1 juni kun je hierop tweewekelijks een nieuw bericht lezen. Soms door mezelf geschreven, meestal door anderen opgesteld. Wanneer is een mens nog een mens? Dat is waar dit blog over zal gaan.
Bij de discussie over de behandeling van mensen die in coma liggen of Alzheimer hebben, spreken mensen vaak over ‘de menselijke ondergrens’ of een ‘menswaardig bestaan’. Maar de mensvisie die daaraan ten grondslag ligt blijft altijd impliciet. Wanneer is een mens nog een mens? En: heeft de mens een ziel? In de roman worden deze vragen wel besproken.
De vader van Andreas Witteveen krijgt een zware hersenbloeding en raakt in een diepe coma waaruit hij na enkele maanden ontwaakt. Hij verglijdt in een vegetatieve toestand en wordt opgenomen in een verpleeghuis. Andreas is gedwongen de woning van zijn vader te ontruimen. Elke kamer roept oude herinneringen op, de film van zijn jeugd begint te draaien. Vergeten gebeurtenissen komen boven: de onzekerheid waar hij als kind onder gebukt ging, de boosheid van zijn moeder, de wanhoop van zijn vader. Tijdens het leeghalen van het huis waarin hij is opgegroeid, komt Andreas op het spoor van een gebeurtenis die zijn ouders voor hem verborgen hebben gehouden. Hij begint aan zichzelf te twijfelen, aan zijn ouders. Waarom kan hij zich niets meer van zijn eerste levensjaren herinneren? Waarom ontbreken de foto’s uit zijn kindertijd? En dan krijgt zijn vader een zware infectie. Als een God moet Andreas wikken en wegen over het leven van een man die opeens een vreemde voor hem is geworden.