In Los Angeles heeft een robot een artikel geschreven over een aardbeving in Californië. Nog voordat een schrijver van vlees en bloed de eerste zin over het natuurgeweld op papier had kunnen zetten, verscheen het stuk van de robot al online. Het technologische wezen doet ook aan misdaadjournalistiek en sportverslaggeving. Robo-journalistiek: ook als schrijver ben ik straks overbodig, net zoals de boekhouder en de winkelier. Niet meer van waarde zoek ik dan steun bij de levensadviezen van een psychologisch algoritme op internet.
Ook de maatschappelijk werker is een uitstervend beroep. Digitale incheckpalen nemen de plaats in van receptionisten, Robocops vervangen politiemensen en verpleegsters worden voorbijgestreefd door computergestuurde zusters met mechanische armen. Het schijnt dat deze robonurses ook kunnen stofzuigen en uitstekend kunnen koken. Sommige robots zijn zelfs in staat om te voetballen. Als we de spelers van het Nederlands Elftal vervangen door zulke roboplayers winnen we zonder problemen de wereldtitel. Is de beste schaker ter wereld immers niet ook al een computer? We moeten daarom bijscholen, roepen politici en technische wetenschappers, meegaan met de tijd.
De automatisering is een zegen voor onze economie. Maar niemand hoor ik zich afvragen wat die digitalisering betekent voor de menselijke contacten. De robot naast het ziekenhuisbed zal ongetwijfeld foutloos handelen, de robo-schrijver keurig zijn artikelen op tijd afleveren, de incheckpaal met metalen stem patiënten netjes de weg wijzen. Maar waar blijft de menselijke maat? Werkelijk inlevingsvermogen? De hand op je rug, de welgemeende woorden van steun? Of is dat ook te programmeren?