Alweer is een jaar voorbij. Het is tijd voor de lijstjes. De mooiste films. De leukste boeken. De beste sporters. Ook ik kijk terug. En in mijn lijst van meest memorabele momenten staat een voorval tijdens mijn reis naar Nepal bovenaan. Het vond plaats in een smalle schaduwrijke steeg, net buiten het centrum van de hoofdstad. Mijn vrouw vroeg een schoenmaker om haar door modder besmeurde schoenen te reinigen. Hij zat op de stoep, naast een hond, zijn twee houten krukken en een geroest kistje waarin hij zijn spullen bewaarde. Zijn krachteloze benen had hij als kussens naar zich toegetrokken.
Omdat het even kon duren, gingen we naast hem zitten. We begonnen met hem te praten, mijn vrouw in het Hindi, ik in het Engels. Hij bleek uit het noorden van India te komen en drie kinderen te hebben. Trots toonde hij ons een ietwat verkleurde foto van zijn gezin. Hij vertelde dat hij zijn jongste kind nog niet had gezien en zijn vrouw blind was – iets wat op de foto duidelijk zichtbaar was. Over een maand hoopte hij weer voor enige weken naar huis te kunnen.
Voetgangers liepen ons voorbij, bevreemd naar beneden kijkend. Boedhistische monnikken keken ons verbaasd aan. Toeristen fronsten hun wenkbrauwen. Wij hoorden daar niet te zitten, de klinkers van het troittoir waren voorbehouden aan de groezelige schoenmaker en de twee zwervers die tegenover ons op de grond zaten. Toen we opstonden vroeg de schoenmaker een belachelijk laag bedrag voor zijn werk. Hij pakte mijn hand en vroeg me of ik wilde beloven dat ik goed voor mijn vrouw zou zorgen. Zijn tiki. Zijn zus. Hij kneep in mijn hand en keek me diep in de ogen. Dat moment neem ik mee naar 2015. Oprechtheid. Daar op die grauwe, grijze stoep.