Afgelopen week ontdekte ik tot mijn schrik dat de kapper in mijn straat gesloten was. Ontredderd liep ik terug naar huis. Het haar tierde al welig in mijn nek en mijn wenkbrauwen waren een bosschage. Er zat niets anders op dan mijn hippiehaar bij een andere kapsalon te laten kortwieken. Maar dat was geen sinecure. Aan de overkant van mijn kapper zit Hairforce 1. Ik zie daar altijd een hele hippe man naar binnengaan. Kek kapsel, vlotte kleren en een zonnebankgebruinde huid. Maar ik ben niet hip, ik heb bijna vijftig plus, en als ik de politiek moet geloven heb ik het beste in mijn leven al achter de rug. Kapper Klaas, dat is mij meer op het lijf geschreven.
Met wapperende haren fietste ik door de stad op zoek naar zo’n Piet of Jan. Ik zag een Hairstylist, een Barbershop, Home of Hair. En in de Hippolytusbuurt zit Kinki kappers, maar daar durf ik niet naar binnen te gaan omdat ik bang ben dat ik dan mijn kleren uit moet trekken en dat ze daarna mijn poedelnaakte lichaam met een zweep bewerken. Bij Headquarter doen ze alles in het Engels. Mijn god, ik kan in het Nederlands niet eens uitleggen wat er met mijn haar moet gebeuren. Alleen mijn kapper in de Loudonstraat begrijpt mij. Hij is gespecialiseerd in mannen die eigenlijk niet naar de kapper willen en geen flauw benul hebben hoe hun haar geknipt moet worden.
Ik begon moe te worden. Rock Hair, Scissor Sister, Hair Temptation, Hairfashion, Hairfusion. Geen kapsalon te bekennen. Pas vier dagen later kon ik terecht bij de trouwe kapper in mijn straat. ‘Beetje bijknippen, Marcel?’ Ik knikte blij. Hij weet wat ik niet begrijp. Het rook er weer heerlijk naar sigaren, verschraalde koffie en lang niet gewassen regenjassen.