Mensen smachten naar status. Een goede baan, geld, bijzondere prestaties. En als dat ontbreekt, klampt men zich vast aan iemand die wel in aanzien staat. Zo hoorde ik tijdens de herdenkingsbijeenkomst voor Prins Friso een vrouw trots zeggen dat zij vlak bij de Koning had gestaan! De positie van onze vorst straalde ook op haar af.
Ooit heb ik de Keizer van Japan een hand gegeven. Een man die eigenlijk door niemand benaderd mag worden. Hij liep volgens protocol langs de school waar ik destijds werkte. Met een paar collega’s stond ik in de deuropening achter een haag van politieschouders. Om de hoek waren de studenten achter een dranghek geposteerd. Toen de keizer onze deur passeerde, heetten wij hem in het Japans van harte welkom. De keizer keek verrast opzij en beantwoordde onze uitgestoken handen!
Met een collega mengde ik mij daarna tussen de kruipende journalisten in het keizerlijk gevolg. Die bestookten ons met vragen. Wat had de Keizer ons verteld? Hoe voelde zijn handdruk? Vol ontzag krabbelden ze onze onzin in hun schriftjes. Dat hij onze kaas zo lekker vond, maar van boerenkool obstipatie kreeg. De Handdruk Van De Keizer gaf ons een aureool van wijsheid. En toen kwamen wij in het zicht van de studenten. En masse scandeerden ze de naam van mij en mijn collega. Leon! Marcel! Als popsterren staken wij onze armen in de lucht. De verbijstering van de Japanse journalisten is mijn geheugen gegrift. ‘Wie zijn jullie dan in godsnaam?’ wist eentje nog uit zijn mond te persen. ‘Just teachers’, was ons antwoord. Daarmee was de grens van hun voorstellingsvermogen bereikt. Status is eigenlijk een groot toneelspel.