Aangezien ik al enige tijd wat druk voelde in mijn hartstreek, besloot ik naar de huisarts te gaan. Ik vertelde hem dat ik ook last had van benauwdheid, chronische vermoeidheid en het gevoel dat ik achter mezelf aan het hollen was. Mijn huisarts stelde vast dat mijn bloeddruk te hoog was en ik een gejaagde indruk maakte. Hij keek me vorsend aan en vertelde mij dat er iets raars met Nederland aan de hand was. De ene helft van het land werkte zich drie slag in de rondte, en de andere helft stond werkloos buitenspel. De leden van beide groepen bevolkten massaal zijn spreekuren, vertelde hij. De mensen die zich het schompes werkten, zaten met wallen onder de ogen te klagen over hartproblemen, beginnende burn-outs en het gevoel nergens tijd voor te hebben. De mensen die buitenspel stonden, vertelden dat zij last hadden van een zich door hun lichaam vretend gevoel van nutteloosheid.
Ik behoorde dus tot de helft van Nederland die zich rechtstreeks het graf in werkte. Ik moest het rustiger aandoen, kreeg ik als advies. Gewoon eens een dagje lekker lummelen. Een prachtig medicijn, maar ik vroeg me af wanneer ik daar tijd voor kon vrijmaken. Geen moment laten de beleidsmakers onbenut om mij en alle andere werkpaarden te laten voelen dat we er eigenlijk maar de kantjes vanaf lopen. Trekken, trekken, trekken, tot het lijntje breekt, en dan hebben we het ook nog aan onszelf te wijten. En ondertussen zit de andere helft van Nederland met een van frustratie gistende kop te wachten totdat zij eens een keertje de handen uit de mouwen mogen steken. Inderdaad, Nederland is een raar land.