Afgelopen week kreeg ik de zeldzame aandrang om mijn lichaam af te matten in het sportfondsenbad. Ik propte mijn spullen snel in een tas – zo’n oprisping is ook weer snel voorbij, weet ik uit ervaring – en overbrugde in een paar minuten de afstand naar het zwembad aan het Westplantsoen. Daar wachtte mij een forse teleurstelling: ik mocht niet naar binnen. Het bad was op dat moment alleen toegankelijk voor zwangere vrouwen. Een uur later zwemmen bleek evenmin mogelijk, want dan vond het druk bezochte gezinszwemmen plaats. Ik vroeg of ik ‘s avonds mijn baantjes mocht trekken, maar neen, in de avonduren was het bad achtereenvolgens opengesteld voor allochtone vrouwen, homoseksuele mannen en Joodse meisjes met een houten been. Op de andere doordeweekse dagen werd het water bevolkt door incontinente dames, blinden en verstandelijk gehandicapten.
Doelgroepzwemmen heet zoiets. En als niet-gehandicapte man in loondienst behoor ik niet tot een doelgroep. Ja, bij de categorie sukkels misschien, maar daar koop je geen verfrissende duik in het zwembad mee. Ook niet in het weekend, want dan zwemmen de bankiers in het geld dat ze hebben ontvreemd van hun armzalige klanten. En een paar uur later verzinnen Delftse wethouders tijdens het trekken van hun zaterdagse baantjes leuke rechtvaardigingen voor hun rücksichtsloze bezuinigingen. Op de dag des Heeren wordt het bad vrijgehouden voor ministers die even willen ontsnappen aan de kritiek op hun diefstal van het pensioengeld dat 65-plussers hun hele leven bij elkaar hebben gespaard, en daarna voor directeuren van hogescholen en woningbouwcorporaties die maar niet begrijpen waarom er zoveel verontwaardiging is over hun leasebakken en torenhoge salarissen. Ik overwoog Badr Hari te vragen of hij een manier wist om dat zwembad binnen te komen, maar toen besefte ik dat ik eigenlijk allang geen zin meer in zwemmen had.