Zal ik een baard laten staan? De vraag kwelt mij al weken. Overal om me heen zie ik mannen met baarden paraderen. Op mijn werk, op straat, in de winkel. Er is geen ontkomen aan. Eerst dacht ik dat het weer zo’n voorbijgaande modegril was, opgezet door de slinkse marketeers van grote kappersketens. Maar ik had het mis. De baard is helemaal terug van weggeweest. Waar vrouwen de afgelopen decennia louter de voorkeur gaven aan de vrijwel haarloze man, het symbool voor de overwinning van de feminisering van de samenleving, heeft een man met een baard tegenwoordig weer sex-appeal. Woestaantrekkelijk is het zelfs, schreven enkele dames in een vrouwenblad. En inderdaad, als ik op straat een baardmans voorbij zie slenteren, bijna altijd met een quasi nochalante blik en het bovenste knoopje van het overhemd frivool opengelaten, loopt daar op een of andere manier altijd een heel mooi meisje naast. Een baard staat tegenwoordig blijkbaar symbool voor succes.
Op de televisie zie ik allerlei bebaarde acteurs filmprijzen in ontvangst nemen, voetballers met baardgroei de prachtigste doelpunten scoren en mannen met een gezicht vol haar de hoofdrol vervullen in televisiereclames voor allerlei dure merken. Het valt me op dat mannen met baarden ook anders lopen, meer rechtop, met de kin omhoog – hier ben ik, lijken ze te zeggen. Kom maar op, ik kan je aan. De baard is niet meer van de bijna bejaarde natuurvorser op sandalen die elke ochtend voor dag en dauw opstaat en daarna in een weiland door een verrekijker naar vogeltjes tuurt, maar van de Echte Man. Hij is terug van weggeweest. In de geschiedenis hebben baarden altijd de status van mannelijkheid gehad, een strijdwapen was het zelfs. Het aanraken van een man’s baard was ooit een grove belediging en meer dan genoeg reden om een duel op leven en dood aan te gaan. En Einstein, had die ook niet een baard? Newton? Plato? Aristoteles? Een baard stond in de geschiedenis ook symbool voor wijsheid. En tegenwoordig kun je met een baard en vrouwenkleren aan ook een songfestival winnen.
Ik denk wel eens: als ik een baard laat groeien, win ik de AKO-literatuurprijs, neem ik uit handen van de Noorse premier de Nobelprijs voor de literatuur in ontvangst en krijg ik dagelijks tientallen liefdesbrieven van vrouwen uit alle delen van de wereld. Het probleem is echter dat ik met een baard een beetje goor voel. Een soort zwerver. Ja, ik heb wel eens een paar pogingen gedaan mij een baard aan te meten. Het was een bezigheid die aangenaam weinig moeite kostte. In ieder geval was ik af van dat vervelende ritueel van het vermaledijde scheren. En waarlijk, na een paar dagen ontstond dan zoiets als de aanblik van een ruwe bolster. Ik plukte voor de spiegel onwennig aan mijn ontluikende baardharen. Dat woelen in een baard schijnt intelligent te staan, maar ik zag alleen maar een vreemde stoppelbaard mij aanstaren. Die beginnende baardmans was niet ik. Buiten de badkamer riep mijn vrouw dat het ding eraf moest, anders ging ze me verlaten.
Ik deed het knoopje van mijn overhemd open en keek nochalant naar mezelf. Een Echte Man was ik aan het worden. Maar was ik dat mijn terugtrekkende haarlijn en bollende buik vol tevredenheid ook niet? En had ik laatste niet gelezen dat je met een baard minder hard fietst dan met een gladgeschoren kop? En, dacht ik, als alle mannen een baard hebben en ik een gladgeschoren gezicht, val ik wel op. Hè, hoor ik de vrouwen al tegen elkaar smoezelen, wie is die lekkere gladde kop? Ik recht mijn rug en kijk quasie nochalant in de verte. De baardloze man, dat wordt de nieuwe trend, let maar op: woestaantrekkelijk. Ik pakte mijn scheermesje en gleed mijn gezicht weer naar mijn de Oude Zelf. De Echte Man: Zonder haar op z’n kop! Bijna vijf minuten was ik weer helemaal glad.