Laten we elkaar voortaan gewoon aankijken

Ze leunden nonchalant tegen de leuning van het bruggetje. Opgeschoten jongens die iedereen bezagen met een blik ‘kom mij niet te na’. Er was nog maar net ruimte voor de passerende fietsers. De tieners dronken zo’n energiedrankje waarmee je fluitend de marathon wint en probeerden op luidruchtige toon zo hoog mogelijk op de apenrots te komen. Alle passanten wurmden zich met gebogen hoofd langs de jongens heen. Iedereen werd becommentarieerd. Niemand deugde, daar kwam het eigenlijk vooral om neer.

Ook ik moest dat bruggetje passeren, er was geen ontkomen aan. Op een of andere manier had ik oogcontact met een van de jongens. Er kwam niets anders in me op dan hem te groeten. We zagen elkaar toch? En wat deed hij? Hij groette terug, sterker nog, alle jongens staken hun hand op. “Ha meneer.” Halverwege de brug riep een van de knapen opeens dat mijn tas openstond. “U moet hem wel dichtdoen, anders verliest u uw spullen.” Ik bedankte hem en ritste mijn tas midden op die brug weer dicht.

Toen ik wegfietste wenste ik de jongeren een prettige middag toe. In koor murmelden ze mij hetzelfde toe. Een andere man passeerde ons met zijn blik naar de grond gericht. Nu zwegen de jongens. De stilte leek zijn adem in te halen. Wat als hij de jongens had aangekeken? Had gegroet? Wegkijken is het bestaan van de ander ontkennen. En dan verbreek je elke mogelijkheid tot contact. Van elkaar leren kennen. Begrijpen. En dat is juist wat wij tegenwoordig zo hard nodig hebben. Iedereen wil erkend worden, gezien en gehoord. Laten we elkaar bij het passeren daarom voortaan aankijken en groeten. Het is een eerste begin. Gisteren kreeg ik daarvoor een glimlach terug. Zomaar. Een blij gevoel van er mogen wezen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *