Delft bezuinigt veertig procent op het cultuurbudget. Veertig procent! Eindelijk is het onze cultuurwethouder Junius toch gelukt ergens in uit te blinken: bovenaan staan in het lijstje met gemeenten die het meest bezuinigen op cultuur.
Ze laat steden als Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Utrecht toch maar mooi achter zich. Het is het succes van haar tomeloze ambitie. Ze lijkt zo’n middelmatige christendemocraat, zo eentje die denkt dat Picasso ooit de rechtsbuiten van het nationale voetbalelftal van Spanje was. Maar vergist u zich niet. Ze is een strateeg van de eerste orde. Al een paar jaar geleden begon zij met haar slooptocht door cultureel Delft. Achtereenvolgens verdwenen het Legermuseum, Nusantara, Lambert van Meerten, Serpo, Speakers. En museum Het Prinsenhof heeft al jarenlang geen exposities van ook maar de geringste betekenis gehad.
Er zijn optimisten die zeggen dat veertig procent bezuinigen op niets ook niets is. Maar ik zie alleen maar een wethouder die de sloophamer ter hand neemt. Om te voorkomen dat wij haar vernietigingswerk door hebben, trekt ze in het verkiezingsprogramma van haar partij een rookgordijn van woorden op. Dat zij streeft naar een bloeiend cultureel klimaat in de stad. Dat zij via een breed kunstaanbod zoveel mogelijk mensen wil bereiken.
Creating history is het motto van Delft. Nou, daar slaagt onze cultuurhoeder Junius perfect in. Met een bezuiniging van veertig procent behoort de culturele sector in Delft straks voorgoed tot het verleden. Het zou mooi zijn als onze cultuurhoeder na maart politiek gezien ook history is. Maar het is de vraag of dat de Delftse cultuur vooruit helpt. Van een gemeente die in staat is een directeur van een parkeergarage aan te stellen als leidinggevende van museum Het Prinsenhof kun je weinig verwachten.